Nederlandse Postuurkanarie Vereniging
 

Gibber Italicus

Gibber Italicus

 

Deze Italiaanse frisé is wat betreft de vorm betreft precies gelijk aan de Zuid Hollandse frisé.
Het is dan ook vrijwel zeker dat de Zuid Hollandse frisé de stamvader is geweest van deze bultfrisé. Door het steeds kweken met intensieve vogels ontstond de dunne bevedering.
De dijen en het bovenste deel van de borst blijven hierdoor minimaal bevederd. De Gibber is ook wat kleiner dan de Zuidhollandse frisé, ook dit wordt veroorzaakt door de intensieffaktor. Een goede Gibber Italicus moet als tentoonstellingsvogel altijd een intensieve vogel zijn.

Opmerkingen Gibber Italicus.
De houding van de Gibber Italicus is zeer sterk opgericht in de vorm van het cijfer 7.
De poten zijn daarbij volledig gestrekt, maar mogen niet naar voren doorbuigen. De Gibber Italicus zal over het algemeen de houding nog veel beter aannemen dan de Zuid Hollandse frisé.
Vaak heeft de Gibber Italicus een wat gedraaide en rafelige staart, omdat hij die staart als steun gebruikt tegen de tralies van de kooi, de staart mag niet onder de zitstok worden getrokken. Ook deze vogel wordt hiervoor niet te zwaar bestraft, mits de beschadigingen niet te
ernstige vormen aannemen.
De krullende veren zijn minimaal en blijven beperkt tot enkele gekrulde veren.
De grootte van deze vogels blijkt, ondanks de intensieffaktor, toch eerder naar te groot dan naar de kleine vorm te neigen. De Gibber Italicus is niet zo’n gemakkelijke kweekvogel. Het samenstellen van de kweekparen eist een behoorlijke kennis.

 

Kop klein en ovaal van vorm. Kop en nek dalen tot onder schouderhoogte. Hals en nek dun en langgerekt glad en zo lang mogelijk. Kleine knik in de nek. Snavel klein.

Poten lang en volledig gestrekt. Loopbeen loodrecht op de voet. Dijen minimaal bevederd.

Flankkrulveren (nageoires) kort maar symmetrisch, opstaand naar de vleugels zonder ze te raken.

Mantel (manteau) symmetrisch en goed aansluitend op de vleugels. Niet te hoog ingeplant.

Borstkrulveren (jabot) korte veren die naar elkaar toe groeien en elkaar niet raken. Een klein gedeelte van de bovenzijde van het borstbeen zichtbaar.

Bevedering kort. Kop, nek en onderlichaam glad bevederd.

Staart smal en recht.

Vleugels lang, goed gesloten en goed aansluitend op het lichaam.

Houding; houding in vorm van een 7 in een hoek van - 90⁰

Kooi; Koepelkooi of Open universele postuurkooi (Noupekooi)