Nederlandse Postuurkanarie Vereniging
 

Zuid Hollandse frisé

Zuid Hollandse frisé

 

De benaming van deze frisé werd in 1992 door de COM. gewijzigd in "Frisé van het Zuiden".
Bij internationale keuringen moeten wij ons daar dan ook aan houden, maar in eigen land blijven we gewoon over Zuid Hollandse frisé spreken. Deze soort ontstond in het begin van vorige eeuw, waarschijnlijk ergens in het zuiden van Italië.
De Zuid Hollandse frisé behoort tot de groep van licht gefriseerde rassen en lijkt wat de bevedering betreft zeer veel op de Noord Hollandse frisé. Het grote verschil tussen beide rassen is de lichaamsvorm. In zijn ideale houding heeft de Zuid Hollandse frisé de vorm van een cijfer 7.
Door deze gebogen vorm lijkt de krullende bevedering wat hoger te zitten, dan bij de Noord Hollandse frisé.

Opmerkingen Zuid Hollandse Frisé.
Voor een goede vorm zijn een goede lange nek en een fijne ovale kop en hoge hoekige schouders beslist noodzakelijk. De vogel moet ook staan met volledig gestrekte poten. Vaak ziet men de vogel op en neer dansen op de zitstok. Een eigenschap van dit ras is de nervositeit.
Duidelijk komt dit tot uiting in de onrustige bewegingen en het steeds vast houden van de tralies met één poot. Omdat deze onrust een natuurlijke eigenschap van dit ras is, wordt dit mits niet te storend, niet bestraft. Het is noodzakelijk goed te letten op de verschillen in de lichaamsvormen, in vergelijking tot de Noord Hollandse- en Zwitserse frisé. De voornaamste lichaamskenmerken van de Zuid-Hollandse frisé zijn: de lange gestrekte poten en de dunne lange hals op in verhouding brede schouders.
Men dient bij deze soort sterk te letten op de bevedering. Een te lange bevedering heeft vaak tot gevolg dat er krullende veren zitten op plaatsen waar dit beslist niet is toegestaan, zoals kop, hals en op het onderlichaam. Maar ook een te korte of een te dunne bevedering komt regelmatig voor, waardoor er met name aan de kop erg dun bevederde delen kunnen ontstaan, evenals slecht bevederde dijen.
Dit zijn duidelijke fouten in dit ras, welke mogelijk ontstaan zijn door kruising met de Gibber Italicus. Ook een open borstbevedeing of niet sluitend voor de borst wordt bestraft is invloed van Melado Tinerfeno. 

 

Poten;  de Poten lang en volledig gestrekt. Dijen glad bevederd.

Bevedering;  de bevedering op kop, hals en onderlichaam geheel glad.

Mantel; de mantel (manteau) symmetrisch en hoog gedragen met een rechte scheiding over het midden van het rugdek.

Borstkrulveren; de borstkrulveren  (jabot) dienen naar het borstbeen toe te krullen en een klein mandje vormend.

Flankkrulveren; de Flankkrulveren (nageoires) goed ontwikkeld en symmetrisch. In opwaartse richting naar de rug toe krullend. Hoog ingeplant net boven de dijen.

kop; de Kop glad bevederd klein en ovaal en fijn. Hals/nek lang, glad en naar voren gestrekt.

Staart  de Staart lang smal en gesloten  

Vleugels; de Vleugels vrij lang en goed aangesloten. Niet kruisend.

Houding: in de vorm van het cijfer 7  in een hoek van 90⁰

Kooi: dient geshowd te worden in de Koepelkooi of Open universele postuurkooi (Noupekooi)